“Kijk, het wordt al licht”

“Kijk, het wordt al licht.”
In mijn herinnering ben ik een klein meisje spelend op het Zoutelandse strand. De warme zee klotst rond mijn enkels. De ribbeltjes van het harde zand masseren de onderkant van mijn voeten. Zingend dans-spring ik over de brede rij schelpen die de vloedlijn markeren. Donkere wolken trekken zich samen boven zee en iemand zegt: “Het is verjast” dat is goed Zeeuws voor: het weer is omgeslagen. Het is mijn vader die zegt: “Kijk, het wordt al licht.” En daar links boven zee, komt een streep licht door het wolkendek.

“Kijk, het wordt al licht”, is meer dan een zin geworden in mijn leven. Het geeft mijn leven zin. Overal waar ik ben, wat ik ook doe; steeds wordt het weer licht.

Op een stralend zonnige dag in het voorjaar, ben ik ineens geen kind meer. Ik verlies mijn jonge moeder, ik ben 20 jaar. De stilte die ze achterlaat is met geen pen te beschrijven. Het huis is vol mensen en tegelijkertijd onaangenaam leeg. We huilen, we praten en we lachen zelfs. En de lente gaat onvermoeibaar door. De zon blijft weken onophoudelijk aan de hemel staan en slaat een brug tussen diepe pijn van verlies en het besef dat ik het kan: leven zonder mijn moeder. Het moet, dus ik doe het. En ik zing: mijn grote uitlaatklep. Kijk, het wordt al licht.

Dan ben ik zelf een jonge moeder. Het is herfst, ik zit in zak en as. Het is zo anders gegaan dan ik had bedacht. Ik raap de brokstukken van de puinhoop die mijn leven lijkt te zijn geworden bij elkaar. Uitdrukkingsloos zit ik in het pierenbadje van het plaatselijke zwembad. Het water is aangenaam warm. Ik heb het steeds zo koud.
Ik vraag me innerlijk af: “Zou ik ooit nog oprecht kunnen lachen”. En prompt herinner ik me de woorden van mijn vader. In mijn verbeelding zie ik een streepje blauwe lucht tussen de gitzwarte wolken. “Kijk, het wordt al licht”. Ik kijk door het raam naar buiten en zie de blauwe lucht. Het wordt winter en ik krabbel op. Donker maakt plaats voor licht.

Jaren later. Het is zomer en zwoel buiten. Het is al ver voorbij kinderbedtijd. We liggen in de tuin, ze kan niet slapen en samen zien we een vallende ster.
Ik ben in gesprek met mijn dochters en vertel hen dat het leven soms donker lijkt en bewolkt. En zelfs dan, voorbij aan het oog zijn er de sterren en schijnt de zon.

Al zie je het niet, ze zijn er wel.

Wat het leven ook aandient: “kijk, het wordt al licht”.

Daniëlle Lous©